Amsterdam is een geweldige stad. Mensen die de moeite nemen om hier naartoe te komen moeten als gasten worden behandeld. Dat zouden veel Amsterdammers zich eens wat meer moeten realiseren.

Afgelopen zaterdag stond er een ingezonden brief in het Parool van een gids die rondleidingen verzorgt in de Amsterdamse binnenstad. Daarin klaagt de briefschrijfster – gezien de naam Michelle ga ik ervan uit dat het een zij is – over het ‘onbeschofte gedrag’ van haar stadsgenoten. Ook al houdt ze zich keurig aan de regels, toch worden ze herhaaldelijk vergast op gevloek, getier en gezeik zoals ze het zelf formuleert. Hoewel ze trots is op haar stad, schaamt ze zich ook voor het gedrag van de bewoners.

Ik kan me er iets bij voorstellen, mede gezien het feit dat ik zelf ook weleens buitenlandse gasten rondleid door de buurt. Zelden zijn dat er meer dan vijf overigens. Dus word ik ook niet getrakteerd op agressie of anderszins vervelend gedrag van mijn stadsgenoten.

Vroeger waarschuwde ik mijn gasten altijd voor fietsers. Daar zijn ze niet aan gewend en dus lopen ze nogal eens in de weg omdat ze niet bekend zijn met dit fenomeen. Tegenwoordig echter vertel ik ze dat ze moeten oppassen voor alle verkeer. Het gaat er hier nogal ruig aan toe is het minste dat je kunt zeggen. Stoppen voor voetgangers op een zebrapad bijvoorbeeld is er vaak niet bij. Zeker fietsers hebben totaal lak aan zebrapaden en crossen gewoon door. Over stoppen voor een rood verkeerslicht heb ik maar niet eens. Als je dat vergelijkt met het keurige gedrag van de verkeersdeelnemers in bijvoorbeeld de Verenigde Staten, is het hier werkelijk bar en boos.

Zeven

Behalve waarschuwen voor de ruwe zeden in het verkeer, verzoek ik ze ook altijd geen foto’s te nemen van de dames achter de ramen. Ik vermeld dat altijd heel expliciet aan het begin van onze rondgang door de buurt waarbij ik ze zelfs vraag of ze wel door het “Red Light District” willen lopen. Meestal is dat wel het geval. Zoiets hebben ze in de meeste buitenlanden niet en daarom willen ze het toch zien. Ik vertel ze ook altijd dat de dames natuurlijk weinig hebben aan kijkers. Dat snappen ze.

Als ik onderweg met ze stop, gebeurt dat altijd ver van de ramen van de dames. Met twee, drie of vier mensen is dat ook geen enkel probleem, maar ik realiseer me iedere keer weer dat een groep van twintig personen nog altijd een behoorlijk grote groep is.

Ik heb me al eens eerder afgevraagd wie er heeft bedacht dat je met twintig mensen over de Wallen mag lopen. Waarom geen vijftien, tien of zeven? Eigenlijk lijkt zeven me meer dan genoeg.

Hier spreek ik dan weer als bewoner van de Wallen. Want ja, als je zo’n kudde van twintig toeristen tegenkomt die op- noch omkijkt, uitgewaaierd over de volle breedte van de steeg, dan krijg ik het ook weleens te kwaad. Zeker met een zware tas vol boodschappen.

Dat laat onverlet dat ik het wel met de briefschrijfster eens ben. Amsterdam is een geweldige stad. Een stad met veel moois en ook ik ben er trots op dat zoveel buitenlanders – en Nederlanders – de moeite nemen om hier naartoe te komen. Dat zouden veel Amsterdammers zich eens wat meer moeten realiseren.

Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.