Zie ik verschil? Ja. Grote verschillen? Nee. Lockdown of avondklok, het maakt niet veel uit, de buurt is zo dood als een pier.

Nu we te maken hebben met een avondklok is het nog stiller in de buurt. Liep er voor die tijd nog altijd wel een handjevol mensen over straat, nu zijn dat er hooguit twee of drie. Meestal gaat het dan om iemand die de hond uitlaat of om een paar agenten.

Dat ik deze zinnen ooit eens zou schrijven was nog maar een jaar geleden volstrekt onvoorstelbaar. Tot die tijd was er altijd wel volk op straat. In de weekenden puilde de buurt letterlijk uit. Maar ook op doordeweekse dagen was het nooit echt rustig, zelfs niet in de winter.

Toen ik hier bijna vijfentwintig jaar geleden kwam wonen was het ook niet rustig, maar heerste er een aangename drukte. Er was volk op straat, maar ook weer niet te veel en het merendeel gedroeg zich ook vrij rustig. En dat had alles te maken met het hoerenbezoek.

Wie toen naar een prostituee ging, was over het algemeen alleen. Mannen schuifelden door de straten, langs de grachten en door de stegen op zoek naar de stangenpoetser van hun keuze. Het was onvoorstelbaar stil als je dan met de meute mee schuifelde. Niemand sprak een woord, want ja, met wie moest je kletsen?

In die tijd kwamen er ook nog heren in pak, conducteurs met de kniptang nog in de hand en de man met de grote krulsnor die op de Albert Cuyp stond met sinaasappels. Voor een groot deel was het Amsterdams publiek, of in elk geval Nederlands.

Grenzen

Dat was de laatste jaren natuurlijk al lang niet meer zo. Tot maart vorig jaar toen, met een kleine onderbreking in de zomer, de grote stilte begon. Weg reuring, waar ik toch echt wel van hield. Per slot van rekening was ik niet voor niks midden in een bruisende wereldstad gaan wonen. Het verhaal dat ik dan maar een hutje op de hei moest gaan zoeken als ik last had van de drukte hier, heeft me dan ook nooit aangesproken. Alsof je dan alles maar moet accepteren. Kletskoek natuurlijk, want grenzen stellen is geen misdaad.

Saai is het hier nooit, schreef ik ook ooit. (Om precies te zijn in Uitkijkpost 122: ‘Nooit saai’ luidde de titel. En het begon zo: ‘De hele avond groot gedrang bij het beeldje van Belle’. Het staat er echt.)

Nu blijkt dat je inderdaad nooit nooit moet zeggen want het is hier saaiheid troef. Er gebeurt echt he-le-maal niks. Ja, soms komt er een schreeuwer langs. Nog altijd smijten mensen hun troep op straat als de vuilniswagen net is geweest. En af en toe komt er inderdaad nog wel eens een toerist voorbij. Verder heerst hier de stilte van het graf. Wat het Oudekerksplein natuurlijk ooit ook was: een kerkhof. Maar dat is wel heel erg lang geleden.

De enige reuring op het plein in de winter van 2021 is de steigerbouw rondom de toren van de kerk die dit jaar zal worden gerestaureerd. Een bouwlift die regelmatig op en neer gaat. Een paar werkmannen die gestaag voortbouwen. Een vrachtwagen die af en toe nieuw steigermateriaal komt brengen. Dat is het wel zo’n beetje. En of er nu een avondklok is of niet, het verandert maar heel weinig aan de saaiheid van het Oudekerksplein op dit moment.

Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.