Het is weer eens wat anders. Dit keer was er niet tegen de deur gezeken, maar was de gemeenschappelijke gang de ideale stek geweest om urine te lozen.

Kennelijk was de toegangsdeur tot de gezamenlijke hal niet goed afgesloten geweest. Dat gebeurt weleens als het hard waait of regent. Het was avond geweest of nacht, maar in elk geval bleek er de volgende zondagmorgen een flink stinkende plas in de hal te liggen. De buurvrouw was het vroegst uit de veren en ze was zo vriendelijk geweest de smerigheid van de onverlaat op te ruimen.

O zeker, het gebeurt vaker dat er wordt gepist op plekken waar dat niet de bedoeling is. Loop bijvoorbeeld eens door de Paternostersteeg. Bij een beetje windstil weer in de zomer slaat de pislucht je keihard in het gezicht. Een ideale plek omdat er maar weinig mensen door de steeg lopen. Dus hoef je het daar niet bij een plasje te laten; je kunt er ook vrij ongestoord kakken. En dat gebeurt dan ook regelmatig. Vooral het hoekje bij de Warmoesstraat is van een ongehoorde gorigheid. Dat er met name op de andere hoek bij de Beursstraat een immense berg afval ligt, maakt het plaatje van een steeg die eigenlijk te smerig is om zelfs maar door te lopen, compleet.

Maar niet alleen in onze gemeenschappelijke hal of de Paternostersteeg wordt gepist. Nee hoor, geen zorgen, het gebeurt overal in deze buurt, in elk beschikbaar hoekje. Met schot of zonder schot. En sinds er geen dames meer staan in de Trompettersteeg, is er een ideale locatie bij gekomen om eens flink de blaas te legen.

Bankstellen

Maar zeker als er voldoende drank in de man zit, maakt het eigenlijk niet zoveel meer uit waar je pist. Of het nu tegen een monument is als de Oude kerk of De Waag, who cares? Zelfs tegen de piskrul aanpissen wordt op zo’n moment een aardig tijdverdrijf. En dan kun je wel zo’n lelijk bord aan de brugleuning hangen dat je een bekeuring krijgt van 100 euro als je in het openbaar zeikt, maar zonder handhaving helpt dat geen mallemoer.

Tot zover de pis en poep. Voorwaar, geen fris verhaal. Maar ook de hoeveelheid rotzooi die op straat wordt gedropt, verschaft over het algemeen niet het uitzicht waar je blij van wordt. Op sommige plaatsen ligt vaker wél troep dan niet. Iedere buurtbewoner weet precies waar die punten zijn. Er is al veel over geklaagd en geschreven, maar het probleem lijkt onoplosbaar.

En dan de grachten. Oké, vroeger gooide iedereen alles in de gracht. Dat is al lang niet meer zo. Het hoeft ook niet want er is vandaag de dag een keurige vuilophaaldienst. Desalniettemin wordt er een enorme hoop zooi in de gracht geflikkerd. Er zijn daarom speciale boten die doorlopend de grachten afschuimen op zoek naar vuil. Bij elkaar halen die per boot al gauw drie à vier kubieke meter troep per dag uit het water. Flesjes vooral. En plastic zakken. Maar ook hele bankstellen, koelkasten of winkelwagentjes belanden regelmatig in de gracht. Over de duizenden fietsen die per jaar worden opgedregd zullen we het dan verder niet hebben.

Een schipper van zo’n vuilophaalboot vertelde me ooit dat er op de Wallen altijd meer rotzooi in het water ligt dan elders in de stad. ‘Speciaal na het weekend. Er liggen dan vooral etensbakjes, patatzakken, plastic flessen en blikjes in de gracht.’ Soms vindt hij ook weleens een portemonnee. Lachend: ‘Maar die is altijd leeg.’

Net als de eeuwigdurende pisserij, blijkt ook het vuilprobleem in deze buurt jaar in jaar uit terecht te komen in het bakje: onoplosbaar. Als het op de ene plek verdwijnt, wordt er al snel een andere plek ingewijd als vuildumpplaats. Het is om moedeloos van te worden.

Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.

Mijn gekozen waardering € -