Meestal blijf ik rustig en kan ik er wel tegen. Maar soms loopt het me over de schoenen: het kabaal, de bijna-aanslag of het anderszins aso-gedrag.
Soms denk je even dat je buurtje rustig is. Dan heb je een paar dagen lang eigenlijk vrij weinig last gehad van herrie of lui die je van de sokken rijden om maar eens wat te noemen. Maar dan, op een mistige dag in januari is het opeens weer raak. Gewoon zoals vanouds. E-bikes knallen je bijna omver als je de voordeur uitstapt, en waarbij je je niet aan de indruk kunt onttrekken dat ze een aanslag willen plegen. Of als je door de Oude Kennissteeg loopt. Daar staat op dit moment een steiger die het kennelijk extra aantrekkelijk maakt om er eens flink hard doorheen te crossen. Wee je gebeente als je het in je hoofd haalt daar iets van te zeggen. Voor je het weet word je uitgescholden voor zeikerige klootzaak, kankerlul of andersoortige fijnzinnigheden. Dan kun je maar beter je mond houden want voor je het weet heb een klap voor je bek te pakken om maar even in hetzelfde jargon verder te gaan.
Op zo’n zelfde mistige dag in januari komt er dan tot overmaat van ramp ook nog eens plotseling een groep schreeuwende en gillende meiden het plein op. Die meiden moeten zo nodig een spelletje doen waarbij er geluiden worden geproduceerd alsof er een kudde eenden de weg oversteekt. Waarom dat nou precies hier moet gebeuren, het blijft een raadsel en zelf weten ze het ook niet.
Als ze na anderhalf uur hun biezen hebben gepakt, krijg je weer een of andere halve zool die voorbijkomt en die een geluid produceert alsof het eerste-maandag-van-de-maand-alarm op volle sterkte wordt afgespeeld. Als deze randdebiel dan eindelijk de hoek van de Wijde Kerksteeg is omgeslagen, keert de rust voor even weer.
Kolerebende
Op naar de avond, de volgende dag, of wie weet twee dagen. Het kan zomaar opeens weer een tijdje rustig zijn, je weet het niet. Het is pas januari en dat is over het algemeen één van de minder rumoerige maanden in ons zo mooie stadsdeel, waar het maandagmorgen vrijwel zonder mankeren een grote kolerebende is. Vuilnis overal, van Zeedijk tot Damrak, het is werkelijk niet te geloven. Nog even en je moet een andere route nemen omdat je niet door de rotzooi heen kunt komen. Of je moet bereid zijn je er doorheen te knokken, dat kan natuurlijk ook.
Als het eenmaal is opgeruimd – hulde aan de reinigers! – kun je er vergif op innemen dat het twee dagen later weer raak is. Er zijn mensen die het bijvoorbeeld presteren om de vuilniszaak aan de straat te zetten op het moment dat de vuilniswagen net nog niet uit het gezichtsveld is verdwenen. Hoe aso moet je dan zijn. Ook in dit soort gevallen kun je beter je mond houden trouwens. Want ook hier loop je het risico volledig in elkaar getrapt te worden omdat je je met iets bemoeit dat je niks aangaat. Of wel? Hé, had je wat?
Ook altijd leuk is het matras, het ledikant, de tv, de koelkast die achteloos op straat wordt geknikkerd. Het telefoontje me de vraag of het opgehaald kan worden is velen kennelijk teveel moeite. En what the hack, het is donker, dus niemand ziet het. Net zomin als iemand ziet dat je je broek openrukt en midden in de Trompettersteeg gaat staan zeiken.
Zo, dat lucht op!
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland. Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.