Het begon afgelopen zondagavond, iets voor tien uur. Kabaal op straat. Ik hoor al snel: dit is niet de zoveelste idioot die schreeuwend over het plein loopt, dit is een heuse ruzie. Na twintig jaar op het plein hoor je feilloos het verschil tussen een idiote schreeuwer en een serieuze ruziemaker.
Glasgerinkel, er wordt gegild. Het speelt zich allemaal af ter hoogte van de tapasbar The Old Church. Veel te zien is er niet. Nog altijd doet de helft van de lantaarns het niet op het plein, het regent en de lichtreclame van The Old Church is nogal verblindend.
112 gebeld. Het eerste wat de telefoniste zegt: we weten het al. Toch worden er nog wat vragen gesteld. Die kan ik nauwelijks beantwoorden omdat ik, zoals ik zeg, niet zoveel zie.
Ik krijg sterk het gevoel dat ik als een zeurkous wordt gezien. Weer zo iemand die ons lastig valt met iets dat we al weten, terwijl die beller niet eens precies weet wat er aan de hand is. Dat idee. Niet echt stimulerend om de volgende keer opnieuw de telefoon te pakken en 112 te bellen. Op z’n zachts gezegd. Ik snap best dat die lui aan de andere kant van de telefoon ook stress hebben, maar een knokpartij is nou ook niet echt rustgevend. Dat besef lijkt bepaald niet te leven bij de politie.
Blerradio
Twaalf uur later, op maandagmorgen, is het opnieuw raak. Dit keer is de situatie echter van een geheel andere orde. Op de boombank ligt een man te slapen, een vredig tafereeltje. Maar dat duurt niet lang want, jawel hoor, daar zijn ze dan, de handhavers! Ik had het bijna met hoofdletters geschreven. Handhaven op de momenten dat, en in situaties waarin het volstrekt onnodig is, daar ligt hun kracht. Ik schreeuw vanaf mijn balkon: ‘Laat die man toch rustig slapen.’ Ik geef toe: dat is niet zo netjes van me en daarom loop ik naar beneden.
‘Er is allerlei opvang geregeld’, zegt de handhaver. ‘Ja maar als die man daar nou niet naar toe wil, dan is dat toch zijn goed recht? Hij doet geen vlieg kwaad. Ga de echte overlast eens aanpakken, de dronken lui die hier ‘s avonds op de bank zitten, de schreeuwers, de zuipers, de lui met zo’n blerradio. Maar dan zie ik jullie nooit. En een telefoonnummer hebben jullie ook al niet.’ De handhaver: ‘U kunt wel bellen. 14-020.’ Ik weer: ‘Heeft u dat zelf wel eens geprobeerd? Dat heeft toch geen zin als je een half uur moet wachten.’ En zo gaat het nog en tijdje door. Het komt er bij mij uit in één boze golf.
Zonder het goed te willen praten: het is een opeenstapeling van frustrerende ervaringen. De labbekakkerigheid van de overheid, de gemeente. Belletjes en mailtjes die niks opleveren. Het gevoel dat er niet wordt geluisterd. Het idee dat ze ons gewoon laten barsten.
Niet voor het eerst betrap ik mezelf erop dat ik begin te begrijpen waarom kiezers op een Partij voor de Ontevredenen stemmen. Ik ben er niet blij mee, maar het is wel de realiteit.