Iedereen heeft altijd de mond vol over de stad in balans. Werken, wonen en uitgaan, het moet toch samen kunnen gaan. ‘t Zal best, maar niet op de Wallen.

Een doodgewone zondag in juli. Om negen uur ‘s morgens als ik uit het raam kijk, zie ik een ambulance. Er omheen staan drie handhavers en een agent. Een kwartier later staat iedereen er nog steeds. Dan rijdt de ambulance weg en verdwijnen de handhavers en de agent.

Drie kwartier later posteren zich drie jongens op de boombank. Ze drinken bier, schreeuwen naar voorbijgangers. Op zich lijken ze niet onvriendelijk, maar dat geschreeuw is wel vervelend en het werkt tamelijk intimiderend. Ze blijven een klein uurtje op het plein hangen. Al die tijd is er uiteraard geen agent of handhaver te zien. De tijd dat ik 0900-8844 belde, een nummer dat je mag draaien in niet spoedeisende gevallen, ligt al jaren achter me. Het heeft volstrekt geen zin. Voordat er iemand opduikt – als dat al gebeurt – is de ellende vaak alweer voorbij.

‘s Middags ga ik maar een stukje fietsen buiten de stad. Een beetje tot rust komen kan geen kwaad.

In de loop van de avond kom ik weer terug op het plein. Veel groepen natuurlijk, allemaal zo’n twintig mensen, want meer mag niet. Wie heeft er eigenlijk besloten dat een groep uit maximaal twintig personen mag bestaan? Dat twintig nog altijd een behoorlijk aantal is, wordt me iedere keer weer duidelijk, zeker als ze op een kluitje staan. Wat ook altijd duidelijk is, is dat vooral de Spaanstalige gidsen (m/v) enorme schreeuwlelijkerds zijn. Het is werkelijk onvoorstelbaar hoe schel die lui praten.

Nachtgast”

Om half tien in de avond meldt zich de eerste “nachtgast” op de bank. Bier en tamelijk luide muziek schalt uit zijn radio. Rap. Hij zit er minstens een half uur. Geen handhaver te zien. Eén keer knalt er een motoragent voorbij, maar die heeft kennelijk geen tijd.

Om elf uur is het opnieuw raak. Drie jongens zetten hun radio op de bank en deinen mee met hun Arabische muziek. Het is niet een beetje hard, het staat gewoon snoeihard. Het verhaal wordt eentonig: politie of handhaving is in geen velden of wegen te zien. Ze verstaan de kunst van ergens niet zijn op het het gewenste moment uitstekend. Als ik tegen twaalven naar bed ga, hoor ik luid geschreeuw. Door de bomen die hier op het plein staan kan ik niet zien wat er gebeurt. Prettig is anders natuurlijk.

Zo gaat het dag in dag uit op het plein waar het oudste gebouw van de stad staat, een monument dat in de donkere uren vooral dienst doet als pisbak. Deze doodgewone zondag in juli was geen uitzondering. Geteisem schuimt vrijelijk rond in de buurt, herrie schoppend, zich lavend aan blikken bier, geen handhaver of agent die ze ook maar een strobreed in de weg legt.

Natuurlijk is het in de winter rustiger, al was het alleen maar omdat je dan ramen en deuren dicht hebt. Maar van balans is in deze buurt al jaren geen sprake meer. En als het huidige beleid van pappen en nathouden wordt voortgezet zal er de komende jaren wat dat betreft helemaal niks veranderen.

Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.