Oké, uiteindelijk komt het hier op neer: laat je de publieke ruimte over aan de feestvierende meute of tellen de bewoners ook nog mee?
Als de gemeente, de handhavers, de politie, of wie dan ook van de “officiële instanties” van mening is dat het gezeur en gezever van die altijd maar zeikende bewoners nu eens afgelopen moet zijn, laat ze dat dan gewoon zeggen. Dan weten we waar we aan toe zijn en dat we het verder maar moeten bekijken. Hou dan niet langer de schijn op dat je er wat aan doet om de overlast ook maar enigszins te beteugelen. Als je dat niet wil of als dat niet lukt: zeg het dan gewoon, maar hou op met die praatjes voor de vaak. Zorg dan voor een goed woonalternatief. Dan zijn we weg en kan hier de totale pleuris uitbreken. Op naar de complete verloedering van de binnenstad!
Ja, ik ben boos. Het is warm en de ramen en deuren moeten weer open om het een beetje leefbaar te houden in mijn huis. En nu de pandemie op zijn eind loopt is het direct hommeles. De hoeveelheid volk op straat groeit met de dag. En dat zijn geen toeristen die hier komen voor het stadsschoon. Ongestraft zitten er lui op de bank bij de kerk met een radio die onder het mom van muziek enorme herrie produceren. O, ja iedereen houdt van dit soort rap-herrie. Lekker meezingen. Schreeuwen, gillen, blerren en bier drinken. Wat kan jou het verdommen joh. In de verste verte geen politie of boa te zien, dus what the heck. Trouwens, wat als ze er wel zijn? Dan dansen ze mee zoals de hosts onlangs deden toen hier een soort openluchtfeest werd georganiseerd. Gezellig toch?
Zinloos
De volgende avond is het weer prijs. Giga herrie. Dit keer van wat ik maar het “feestdak” heb gedoopt. Waar het is, geen idee. Ergens in de Warmoesstraat vermoed ik. Gebonk, geschreeuw tot ver in de avond. Aangevuld met knetterende motoren kan ik ook vanavond m’n lol niet op.
Er wordt weer volop tegen de kerk gepist, zie ik. Ik tref hopen stront aan in de Paternostersteeg waar het altijd, ik herhaal altijd, een gore bende is. Achteloos op straat gesmeten vind ik er afgedankt meubilair, dozen, halve kozijnen, koelkasten, spaghettislierten, ja eigenlijk van alles. Natuurlijk zijn het bewoners of bedrijven die de rotzooi op straat pleuren. Pak ze! Ook ligt er al weken een gebroken putdeksel in de steeg. En geen hond die er naar omkijkt.
Maar nee, in plaats daarvan staan tien boa’s op een middag een half uurtje te controleren op fietsers op het Oudekerksplein waar je niet mag fietsen. Daarna is het weer gedaan voor weken, maanden. Wat een zinloze actie. Iedereen fiets en bromt weer vrolijk over het plein. Als je de deur uitkomt moet je oppassen dat je niet omver wordt gereden. En als je er wat van zegt en je hebt pech word je ook nog voor k-klootzak en weet ik het niet allemaal uitgemaakt.
Pleae don’t piss, we live here. Ja ja, zo gaat dat in deze buurt. Zo’n bordje moet je op je deur spijkeren want anders staan ze er gewoon tegen aan te zeiken. Inderdaad, de rek is er enigszins uit. Wat, de rek is er heel erg uit. Ik heb geen zin meer. Ik ben het spuugzat, deze teringbende. Lazer op met je voorjaarsoffensief. Ga fietsen met je papieren plannen. Zeg dan gewoon dat je geen klap kunt doen en wij gewoon in de stront kunnen zakken met ons gezeik en gezeur.
Onredelijk? Ha ha! Doei! Voorlopig hou ik het voor gezien met de Uitkijkpost.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.