Het werd ontdekt door Abel Tasman, die er verder niet naar omkeek. De laatste boer verdween er zonder zijn gedekte tafel af te ruimen. En de kranten die op de muur geplakt zitten van de verlaten boerderij verhalen over een bomaanslag op fascisten in Frankrijk, lang geleden. Het is een vreemd eiland dat Maria Island, ver weg van de rest van de wereld.
Frenchs Farm baadt in het felle zonlicht. Ik word vroeg wakker van alle vogelgeluiden om me heen. Soms is het niet meer dan gepiep, dan weer hoor ik een tokkelende harp. Bij elkaar lijkt het een immens orkest. De bij, die hard zoemend langs de tent vliegt, mag niet ontbreken evenmin als het tentdoek dat soms heel even klappert in een vleugje wind. Boem. Paukenslag. Dan, als op afspraak houden alle vogels zich plotseling stil. Ik hoor alleen nog het suizen van mijn oren. Het is Eerste Kerstdag op het eiland van Maria. We zijn alleen.
De dag voor Christus’ geboorte hadden mijn reisgezel en ik ons in Triabunna ingescheept op een aftandse boot die eenvoudigweg de Maria Island Ferry heette. De stoelen waren in hun jonge jaren elegant geweest en comfortabel, nu waren ze versleten en kaal. Niet meer dan een handvol passagiers had zich ingescheept. Er waren een man en een vrouw bij met hun zoontje. Zijn uitrusting bestond uit een zandschepje en een emmertje.
De boot zou ons naar Maria Island brengen, want waar kun je de kerstdagen beter doorbrengen dan op het eiland dat de naam draagt van de moeder van Jezus? Natuurlijk hadden er ooit aboriginals gewoond op het eiland dat ten oosten van Tasmanië ligt. Veel was daar niet meer van te zien. Eigenlijk helemaal niks. Ook niet van Abel Tasman trouwens die het in 1642 als eerste Europeaan zag liggen. “He sighted the island” staat er letterlijk in de brochure. Hij had niet eens de moeite genomen er aan land te gaan. Maar dat weerhield hem er toch niet van het eiland Maria te dopen naar de vrouw van Anthony van Diemen de toenmalige gouverneur-generaal van Indië die ver weg in Batavia huisde.
De aboriginals op Maria Island waren al snel uitgemoord en de nieuwe heersers hadden geprobeerd een cementfabriekje op te zetten op het kalkrijke eiland. Gelukt was dat niet en toen waren er maar gevangenen heen gestuurd. Maar ook daar kwam in het midden van de negentiende eeuw een einde aan toen er elders in Australië locaties waren gevonden die geschikter waren voor het opsluiten van criminelen en politieke gevangenen.
Ziekenhuis
Tenslotte was het de beurt aan de twee boeren. Eén van hen was French die aan de zuidkant woonde van het hoofdeiland. Want eigenlijk bestaat Maria Island uit twee eilanden die verbonden worden door een dunne strook zand met wat bomen erop. Het hoofdeiland is op het breedste punt negen bij negen kilometer; het zuidelijke eiland meet hoogstens vijf bij vier kilometer.
Op dat andere, zuidelijke eiland had zich ook een boer gevestigd getooid met de naam Robey. Zijn verhaal is tamelijk apart. Robey werd in 1889 geboren in de Kaapprovincie in Zuid-Afrika. In 1916 vocht hij in de loopgraven van het natte Noord-Franse land. Hij raakte gewond bij de slag aan de Somme, maar overleefde de bloedige loopgravenoorlog in het verre Europa en keerde terug naar zijn vaderland.
Een deel van zijn familie was ondertussen naar Tasmanië verhuisd en stelde hem voor ook naar dit prachtige land te komen. Dat deed hij. Hij vestigde zich in 1923 samen met zijn vrouw, zeshonderd schapen en veertig koeien op het zuidelijke deel van Maria Island.
Nadat zijn echtgenote in oktober 1964 was overleden ging het snel bergafwaarts met John Robey die zich bij voorkeur in pak kleedde, ook tijdens de werkzaamheden op de boerderij. In augustus van het daaropvolgende jaar werd hij, ondanks de pudding die nog in de oven werd aangetroffen en de tafel die keurig was gedekt, wegens ondervoeding opgenomen in het ziekenhuis van de Tasmaanse hoofdstad Hobart. Toen hij in november voldoende was hersteld, stapte hij direct op de boot naar Zuid-Afrika. Daar overleed hij in 1982. Maria Island heeft hij nooit meer teruggezien. Niet lang daarna was het gedaan met beide boeren op Maria Island en in 1972 werd het hele inmiddels onbewoonde eiland uitgeroepen tot Nationaal Park.
Schoenen
Van Frenchs Farm, dat nog altijd overeind staat, is het een wandeling van een dikke twee uur naar de plek die op de kaart staat aangegeven als Robeys Farm. De zon schijnt onbarmhartig en het pad dat naar het meest afgelegen oord op het eiland voert, bestaat vooral uit rul zand. In elk geval hebben de Robeys zich goed verstopt na hun overtocht uit Zuid-Afrika. Maar wat zou er nog over zijn van hun boerderij?
Aan de buitenkant is de niet al te forse houten hoeve net als Frenchs Farm keurig gerestaureerd. Binnen staan de pannen nog op het fornuis en hangen de schoenen nog aan spijkers aan de muur. Het is alsof John Robey pas gisteren is vertrokken in plaats van veertig jaar geleden. De kranten achter het groen-blauwe behang zijn hier en daar nog goed leesbaar. “Bomb at meeting. Italian woman injured. Reuter. Paris. May 1. A man exploded a bomb outside the room where the Parisian Fascists were holding a meeting. (…) a young Italian woman being injured. The miscreant escaped in spite of (..)” En een stukje verder lees ik: “Wanted. Smart Boy to drive pony cart. W.T. Thorpe Pty Ltd. (…) pool-street.”
Terug bij Frenchs Farm kijken de kangoeroes belangstellend toe hoe wij ons kerstmaal bereiden. Het is zoals gebruikelijk rijst met een smaakje uit een pakje. De extra’s bestaan voor deze ene keer uit een salamiworstje en een paar uien. Bovendien, o overdadige luxe, hebben we wat wijn meegezeuld. Zelden is een kerstmaal smakelijker geweest.
’s Avonds kijken we uit over wat ooit de landerijen moeten zijn geweest van Frenchs Farm. Ons enige gezelschap bestaat uit kangoeroes, walibis en wombats. Het wemelt er van. Vooral de wombats, een soort marmotten van een meter groot, vinden we nogal bijzonder. Zij ons ook.
Wolken
Zondag 26 december is het plotseling een stuk kouder geworden. Die nacht zal er een flinke storm opsteken en die zal er voor zorgen dat we de volgende dag onze wollen muts en handschoenen uit de rugzak moeten opdiepen. We binden onze spullen bij elkaar en gaan van Frenchs Farm op weg naar Darlington, de restanten van het enige dorp dat er ooit was op Maria Island. Er staan nog wat overblijfselen van de cementfabriek en de voormalige gevangenis is tegenwoordig ingericht als een soort jeugdherberg. Winkels of cafés zijn er niet in het dorp dat nog wel een prachtige door stokoude bomen omzoomde, onverharde hoofdstraat heeft.
Onderweg komen we steeds meer mensen tegen en geregeld schiet er een kangoeroe weg tussen de struiken. Maar wat ons het meest boeit is de James Bond-boot die in de baai ligt een kilometertje van het eiland. Op het achterdek staat een helikopter en naast het poenerige jacht dobbert een forse speedboat. Wat zich daar afspeelt en van wie het is? We zullen het nooit weten.
Mount Maria is vandaag ingepakt in een deken van wolken; veel zin om naar de 714 meter hoge top te klimmen heeft het dan ook niet. In plaats daarvan lopen we naar de Fossil Cliffs waar inderdaad fossielen in de rotsen te vinden zijn. De klippen zijn hier steil en de stevige wind blaast ons er bijna vanaf. Een eindje verderop zijn de Painted Cliffs, rotsen die in verschillende kleurlagen zijn getooid. De scheidingen zijn messcherp, alsof er een vakman met een liniaal in de weer is geweest. Deze rotsen bevallen ons veel beter dan die met de fossielen.
Als we de volgende middag de boot terug nemen naar Triabunna praat de schipper opgewonden over het getij dat helemaal in de war is. ‘Terwijl het vloed had moeten zijn is het nu eb’, zegt hij. Wij snappen er niks van, maar krijgen niet de kans hem er naar te vragen. ’s Avonds zien we op een geluidloos televisietoestel op de camping van Triabunna hoe een immense golf zijn vernietigende werk verricht in Zuid-Oost Azië. Het duurt nog dagen voordat de omvang van de ramp tot ons is doorgedrongen en we beseffen dat op de geboortedag van Christus, een kwart miljoen mensen de dood in is gesleurd.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.