Met een festival vol liturgie, performances, statements, muziek en ontmoeting heeft dominee Eddy Reefhuis deze winter na acht jaar afscheid genomen van de Oude Kerk. Reefhuis gaat met emeritaat en zal vanaf nu zijn blik richten op andere delen van de stad. Niet alleen omdat een dominee een jaar lang niet mag preken in zijn oude gemeente nadat hij er vertrokken is, maar ook omdat hij vindt dat je weg moet uit je eigen heilige huisje zoals hij het formuleert. ‘Ik ga eens in Amsterdam-Oost of -West kijken. De multiculturele dialoog vind ik spannend. Daar vindt die botsing van verschillende culturen veel meer plaats dan hier in het centrum.’
Reefhuis studeerde ooit aan de Rijksuniversiteit Utrecht, maar omdat hij het daar nogal saai vond, liep hij veel colleges in Amsterdam. Van huis uit is hij hervormd, toch ging hij naar de openbare school. ‘Ik zat in een omgeving waar het christendom een minderheidspositie bekleedde. In God geloven heeft voor mij nooit iets vanzelfsprekends gehad.’ Van orthodoxie moet hij ook niets hebben. ‘Niet ik bepaal wie God is, maar God bepaalt wie ik ben.’
Hij begon als predikant in Winkel, een dorp in Noord-Holland. Daarna kwam Utrecht-Overvecht, de Willem de Zwijgerkerk in Zuid en tot slot de Oude Kerk. ‘De Oude Kerk voelde inderdaad als een soort bekroning. Nergens heb je zoveel baat bij het gebouw als hier. Een kerkdienst is een bijeenkomst van mensen en de dominee moet ervoor zorgen dat God komt. Dat is hier niet zo. De dominee doet mee. Dat komt niet alleen door het gebouw, ook door de gemeente, het orgel en de kinder- en de Sweelinckcantorij.’
Anarchisme
Met veel vreugde kijkt hij terug op zijn gemeente die uit heel Nederland komt. ‘Er komen weinig mensen uit de buurt naar de kerk.’ Lachend: ‘Het is ook een onkerkelijke buurt. Toen ik hier kwam, ben ik door de gemeente hartelijk, maar kritisch ontvangen. Het is een eigenzinnige gemeente, een culturele, intellectuele elite ook. Toch zit het anarchisme, het eigenzinnige van de buurt ook in deze kerkgemeenschap.’
Achteraf constateert hij wel dat hij te weinig contact heeft gehad met deze buurt. ‘We zouden best wat meer aan public relations kunnen doen. Het zijn bijzondere diensten in een bijzonder gebouw met bijzondere muziek. We zijn wat de dienst betreft een soort mengeling van protestants en katholiek. Maar er zou ook meer aandacht moeten zijn voor de vraag hoe bewoners hier proberen te leven, hoe ze hun hoofd boven water proberen te houden.’
Zo’n tachtig bezoekers telt de ochtenddienst op zondag; ’s middags komen er zo’n twintig mensen. ‘En de groep slinkt. We staan als kerk op een kruispunt: welke kant gaan we op? Ik denk dat we meer de richting op moeten van de eerste christelijke gemeentes. Daar kwamen van allerlei mensen, ook mensen die niet zo zeker wisten of ze in God geloofden. Het is essentieel dat je de wereld tegenkomt in de kerk, want je kunt niet zonder elkaar. We delen ons menszijn in alle botsende diversiteit. Spraakverwarring is een zegen. Dat is waar ik in geloof.’