Veel materiële schade liepen de Wallen niet op in de Tweede Wereldoorlog. De grootste klap viel eind december 1943 in de Warmoesstraat die werd getroffen door een granaat. Maar hoeveel gewonden er nu vielen?
Elke vergelijking gaat mank, maar in de oorlog is Amsterdam er qua directe oorlogsschade een stuk genadiger van afgekomen dan Rotterdam. Hier geen vernietigende bommenregen zoals in Rotterdam in de meidagen van 1940. Zeker, de joodse buurt zag er na de oorlog rampzalig uit, maar de structuur van de stad was er niet zo door aangetast. En ook de Wallen kwamen weg met weinig schade als we de kaart van Amsterdam in de Tweede Wereldoorlog mogen geloven.
Het eerste leed op de Wallen werd gesignaleerd op 19 juni 1943. Toen kwam er een glazen bolletje gevuld met fosfor naar beneden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog is fosfor, een zelfontbrandende stof, op grote schaal gebruikt in brandbommen. Er wordt geen melding gemaakt van slachtoffers of andere schade.
Op 16 augustus 1943 kwam er een Engelse staafbrandbom neer in de Nieuwe Brugsteeg 13. De brand werd geblust met zand en er was geen schade. De bom bevatte thermiet, een uiterst brandbaar mengsel van metaalpoeder dat brandt bij 2200 graden en wordt gebruikt bij het lassen van metalen. Op 4 december van hetzelfde jaar ontplofte er een granaat van afweergeschut op Rokin 113. Er was glasschade, maar er vielen geen gewonden.
De grote klapper kwam nog geen tien dagen later, op 13 december 1943. Het was tevens de laatste calamiteit in de buurt. Onder het kopje ‘Bom, granaat, afweergeschut’ werd er verslag van de gebeurtenis gedaan door Ties Rozema, ‘kapitein der Staatspolitie ter standplaats Amsterdam’.
Het verslag van deze Ties Rozema munt niet uit in duidelijkheid om het maar eens voorzichtig uit te drukken.
Granaat
Op die maandag de dertiende december om kwart over tien in de morgen ontploft er een granaat op de Warmoesstraat ter hoogte van de nummers 147/151. Volgens het verslag raakten daarbij drie mensen gewond, waarvan er één, ‘mejuffrouw Kat’ ernstig gewond raakte aan haar benen. Twee dagen later overleed ze in het ziekenhuis aan die verwondingen. Overleden aan beenwonden? Wat hebben ze met haar gedaan dan? Aan het eind van het bericht van de kapitein der staatspolitie wordt overigens gesproken over zes gewonden. De eerste drie worden bij naam genoemd, de rest niet. Zwaar- en lichtgewonden misschien?
De granaat zorgde niet alleen voor gewonden en een flink gat in de weg, er sneuvelden ook nogal wat ruiten. Allereerst natuurlijk die van drukkerij v/h Ellerman Harms & Co. gevestigd op nummer 147-151. Maar ook de ruiten van de N.V. Handelsvereniging v/h S.I. de Vries gevestigd in de Warmoesstraat 142-148 overleefden de klap niet.
De ramen van het pakhuis van de Bijenkorf (nummer 157) en café Terminus (dat kennelijk, heel vreemd, net als de drukkerij was gevestigd op nummer 151) vlogen er eveneens uit. Een lichtbak van het café overleefde de klap evenmin en de ruiten boven het café op 2- en 3-hoog liepen dan weer ‘lichte glasschade’ op. Wat ‘lichte glasschade’ is? Geen idee. Over de plaats waar de slachtoffers zich bevonden ten tijde van de inslag is al helemaal geen duidelijkheid te krijgen uit het verslag.
Wat tenslotte wel klip en klaar is, is dat een heel eind verderop in de straat, op nummer 165 een spiegelruit aan flarden ging. Die ruit werd niet door de granaat vernield maar werd ‘verbrijzeld door een paard van een politieagent.’ Hoeveel gewonden er vielen bij de klap op de Warmoesstraat zal wel voor altijd een mysterie blijven, maar al met al kwamen de Wallen er wat materiële schade betreft genadig van af in de oorlog.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.