Iedere vrijdag arriveren ze in de Amsterdamse binnenstad: groepen jonge Britten met kaalgeschoren hoofd, T-shirt, korte broek en uit de hand gelopen buik. Ze zuipen, ze lawaaien en ze gaan naar de hoeren. En op zondag vertrekken ze weer. Naar Mum en de ‘telly’.
Nee hoor, dit is niet iets wat ik vandaag of gisteren heb bedacht; het is de inleiding van een verhaal dat ik in juli 2001 schreef voor het toenmalige weekblad HP/De Tijd.
Ruim achttien jaar geleden kwamen hier al grote groepen Britten die de bloemetjes buiten kwamen zetten. Niks Van Gogh-museum of Anne Frankhuis. Het wat voor house? Ze zwierven ook toen al over de Wallen. Drank en goedkope hoeren, daar was het ze om te doen, vertelden ze me.
“Hoeveel van die groepen de oversteek wekelijks maken, is moeilijk te achterhalen”, schreef ik in 2001. “De meest recente cijfers (1999) zeggen alleen dat 21 procent van de vier miljoen toeristen die Nederland bezochten, afkomstig is uit Groot-Brittannië.” Vier miljoen toeristen, daar kunnen we nu alleen maar van dromen.
Ook de wijkagent, pardon buurtregisseur, heb ik indertijd bevraagd over de zuipende Engelsen. Die zei toen: ‘Het is een beetje een wild iets. Dat is op zich niet zo erg. Wat vervelender is, is dat ze voor nogal wat overlast zorgen. Ze zijn vaak zeer luidruchtig. De buurtbewoners klagen er regelmatig over. Bovendien is er nogal eens sprake van overmatig drankgebruik. Dat heeft tot gevolg dat er veel wild wordt geplast.’
Chocolatefuck
The times they are a-changin’. In zekere zin wel: nu hebben we niet alleen wilde Engelsen, maar veel meer wilden van alle nationaliteiten plus alle vormen van wildheid. De tijd dat het alleen maar ging om Bobby, Tony, Kevin, Neil, David, Allen en Paul uit Manchester is allang voorbij. Er zijn nu ook Fransen, Duitsers, Nederlanders, Italianen, Polen en bij god ik weet niet wat allemaal nog meer.
En die vier miljoen toeristen van toen zijn er nu vijf keer zoveel geworden. En ze komen niet meer op vrijdag, maar al op donderdag. En soms nog eerder. Of later, het ligt er maar aan hoe je het bekijkt. En de wildheid is nog wilder geworden: gebroken glazen, geduw en gedrang, gespuug op de ramen van de dames, dealers en rovers.
Maar je kunt net zo goed zeggen dat er helemaal niks is veranderd. Nog altijd pissen ze massaal in de gracht. En nog altijd schuifelen ze en masse langs de dames en geven commentaar als Bobby en consorten: ‘Te dikke kont,’ ‘Al krijg ik tien pond toe,’ en als er een gekleurde dame opduikt: ‘A chocolatefuck!’ Alles kracht bijgezet met om de twee woorden fuck of fucking. Dat was toen zo en dat is nog altijd zo. En een slice of pizza verorberen, grote pullen bier wegwerken, schreeuwen en zingen, en altijd maar diezelfde rondjes draaien langs de grachten en door de stegen: het gebeurt allemaal nog steeds.
Boven het artikel van 20 juli 2001 stond als kop: “De Engelse ziekte”. Toegegeven, ook die zou nu moeten worden veranderd. In zoiets als: De grenzeloze ziekte.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.