Wie in bouwkundig opzicht alles wil weten van de Oude Kerk kan daarvoor sinds twintig jaar zijn hart ophalen in het boek “De Oude Kerk te Amsterdam: bouwgeschiedenis en restauratie”.
Het bijna vijfhonderd pagina’s dikke naslagwerk met honderden illustraties is het levenswerk van architect en bouwhistoricus Herman Janse die van 1948 tot 1958 betrokken was bij de restauratiewerkzaamheden aan de Oude Kerk. Nadien is hij er als medewerker van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg nog talloze keren geweest.
Zijn imposante boek in een paar honderd woorden samenvatten is hem groot onrecht aandoen. Dat doen we dus maar niet. Wie oprecht geïnteresseerd is, kan het beter zelf aanschaffen. Het is nog altijd te koop en bij de OBA is het ook te vinden.
Eén klein onderdeel er even uitlichten kan wel. Een voor iedereen zichtbaar “detail” van de kerk is de toren. De eerste stenen toren in de veertiende eeuw stond los van de stenen kerk en was van de voet tot aan de kruin een kleine veertig meter hoog. De toren was niet aan de kerk vastgebouwd omdat torens in Amsterdam nogal de neiging hadden en hebben om te verzakken. De toren was slechts gefundeerd door rondhouten palen die voor die tijd weliswaar tamelijk lang waren, maar toch te kort om de eerste zandlaag te bereiken.
Desalniettemin groeide de toren rond het jaar 1500 met zo’n tien meter omdat de stompe spits werd vervangen door een meer puntige. Toen het middenschip van de kerk echter werd verhoogd in die jaren viel de toren, ook met de nieuw puntige spits, er toch weer een beetje bij in het niet. Reden voor het kerkbestuur de toren opnieuw wat langer te maken.
Dat gebeurde in 1565 toen er zo’n tien meter op de romp werd gemetseld en er bovendien een nieuwe houten opbouw op werd geplaatst. Daardoor bereikte de toren nu een hoogte van zeventig meter, de lengte die hij tot op de dag van vandaag nog heeft.
Door de gegroeide hoogte werd de toren alleen nog maar zwaarder en was het verzakkingsprobleem eerder groter dan kleiner geworden. De toren ging ook steeds schever staan. Zelfs zozeer dat het met het blote oog zichtbaar was. Er werden allerlei noodmaatregelen getroffen, zoals het aanbrengen van steunberen om de toren overeind te houden, maar echt helpen deed het niet.
Fundering
Pas in de achttiende eeuw werd het probleem grondig aangepakt. In 1731 werd geconstateerd dat de spits van de toren maar liefst 65 centimeter uit het lood stond. Er werden plannen ontwikkeld om de toren te stabiliseren. Die plannen resulteerden in 1738 in een nieuwe fundering en een grondige vernieuwing van de buitenmuren. Het resultaat mocht er zijn: sindsdien is de toren nog maar vier centimeter gezakt.
Dit en veel meer is allemaal uitgebreid te lezen in het werk van Janse. Maar niet alleen de toren komt daarin aan de orde, vanzelfsprekend krijgt de bouwgeschiedenis van de hele kerk en alle bijgebouwen veel aandacht. Van altaren tot beelden, van doopkapel tot noorderportaal, klokken, kerkmeesters en gebrandschilderde ramen. Het boek heeft één (klein) bezwaar: het is voor een leek misschien soms wel heel erg technisch.
Niet te lezen in het boek is dat de toren in 2021 weer stevig onder handen werd genomen door de firma Koninklijke Woudenberg, een bedrijf dat zijn sporen heeft verdient op het gebied van het herstellen van historische gebouwen. De grootste klus tijdens deze werkzaamheden was het opknappen van het loden plat onder het carillon en boven de beiaardierszolder. Die was door ouderdom ronduit in slechte staat. Zo’n plat moet elke honderd jaar worden nagekeken.
Ook andere onderdelen van de toren werden toen aangepakt zoals de 47 klokken van het carillon. Die werden opgeknapt bij de ook al van het predicaat koninklijk voorziene Eijsbouts Klokkengieterij.
Al met al kan de toren van de Oude Kerk er na deze opknapbeurt weer voor zo’n veertig à vijftig jaar tegen.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland. Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.