Sinds de storm in de vroege ochtend van 6 juni alle bomen op één na wegvaagde van het Oudekerksplein, is er veel veranderd.
Nu, bijna vijf maanden na die fatale tien seconden, rest er van de bomen niets meer. De stronken zijn weggehaald en alleen de ronde zandbakken herinneren nog aan de plaats waar ze ooit stonden, de bomen waarvan er een paar al direct na de oorlog waren geplant.
De zandbakken zijn nu zo op het oog een ideale plek om honden hun behoefte te laten doen. Toch blijven ze wonderlijk genoeg schoon. Nergens is een spoor van hondenstront te vinden, een probleem dat nog niet zo lang geleden hoog scoorde op de stedelijke irritatielijst.
Inmiddels echter heeft het ontbreken van de bomen geleid tot een heel ander probleem. Waar de bomen vroeger nog zorgden voor het enigszins intomen van de parkeerdrift op het plein, is dat nu helemaal weggevallen. Gevolg: elke morgen, en soms ook een deel van de middag, staat het Oudekerksplein stampvol auto’s, busjes en aanhangwagens.
Dat die busjes, vrachtauto’s en andere gemotoriseerde vehikels niet altijd goed weten hoe ze moeten omgaan met die zandbakken midden op het plein bleek ook al een paar keer. Herhaaldelijk komen er namelijk wagens vast te zitten in één van de zandbakken. Pogingen om er door een collega te worden uitgetrokken lukken niet altijd. Soms duurt het wel een uur voor ze weer zijn bevrijd.
Daar sta je dan midden in Amsterdam. Moet je je baas bellen om hem te vertellen dat de levering aan de klanten de nodige vertraging zal oplopen omdat je bent gestrand op het Oudekerksplein.
‘Dus jij zegt dat je midden in Amsterdam vast zit in het zand? Kun je niet een betere smoes verzinnen?’ ‘Nee het is echt waar. Ik stuur wel een foto.’
Aanfluiting
Ondertussen blijven de zandbakken natuurlijk wel een wrange herinnering aan de tijd dat er nog wel bomen stonden op het plein. Jaar in jaar uit kon ik, bewoner van de binnenste binnenstad, de wisseling van de jaargetijden bijna aan de lijve ervaren. Als het herfst werd en het een beetje begon te waaien zag ik de takken heen en weer zwiepen. Ik hoorde de bomen kreunen en ik hoorde de regen tegen de takken kletsen die alsmaar kaler werden. Ik zag de bladeren naar beneden dwarrelen totdat er half november geen één meer aan de boom zat. Maar ik wist dat er in februari rode knoppen zouden verschijnen. Nieuw leven!
Ik zal het dit jaar allemaal moeten missen. Als het ruw weer is en er een forse wind staat heb ik dat niet eens meer in de gaten. Ik hoor niks meer. De bomen die me altijd vertelden wat voor weer het was, zijn er niet meer.
Het plein dat een paar jaar geleden nog de parel van de Wallen moest worden ziet er dit jaar meer dan ooit uit als een slonzige hoer die zich slordig heeft opgemaakt. Met zijn scheve lantaarnpalen, lege zandbakken, ordeloos neergesmeten fietsen, geelgepiste hoeken en bonte kakofonie aan terrasparasols is het plein waar het oudste gebouw van Amsterdam staat een aanfluiting geworden voor de stad.
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.
Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.