Van gezinnen overdag tot jongeren in de avond en nacht. De Wallenbuurt kent veel verschillende gezichten. ‘Hoe-ren neu-ken! Hoe-ren neu-ken!’
Tijdens de zomervakantie werd onze buurt bevolkt door grote aantallen gezinnetjes. Goedgemutst trokken ze door het stukje Amsterdam waar ze zoveel over hadden gehoord. Gezien en gelezen. Brave huisvaders en -moeders uit Middenmeer en Exloo. Nu het buitenland maar niet open ging was het tijd voor vertier in eigen land. Dan denk je toch al gauw aan Amsterdam. En dan wandel je uiteraard met de koters over de Wallen.
Ze maakten een foto van de kerktoren. Jammer dat er weinig van was te zien door al dat steigergeweld. Soms ontdekten ze de borst op het Oudekerksplein en dan begon het grote gegiechel. Net zoals op de momenten dat ze langs een raam liepen en de meisjes verveeld hun gezicht afwendden. Gegiechel en gefluister. Of als ze voorbij de sekswinkel kwamen waar een vrouw met pronte blote borsten in de etalage lag uitgestald dan was het lachen geblazen.
Ook de koffieshops ontsnapten niet aan hun aandacht. Het rook er heel vreemd. Het was een geur die ze ondanks alles toch snel konden thuisbrengen. Vooral die ene gekke coffeeshop op de Oudezijds Voorburgwal was een popi foto-object. Toch weer heel anders dan dat doorsnee-café in hun eigen dorp.
Luiers
Maar ‘s avonds was het allemaal anders. Dan verdwenen de gezinnetjes nadat ze een pizza hadden verorberd of zich hadden vergrepen aan een aardappelgerecht in zo’n donkerblauwe puntzak. Ze kropen bij elkaar langs het Damrak op de stenen banken die er na een jaar al vettig uitzien. Daarna kuierden ze richting Centraal Station op zoek naar hun trein of de auto die hen weer veilig thuis zou brengen.
Dan maakten de gezinnetjes plaats voor jongeren, voor het overgrote deel mannen, jongens en jongetjes. Ze deden stoer en lachten de hoeren uit die achter de ramen stonden. ‘Hoe-ren neu-ken! Hoe-ren neu-ken!’ Ze schreeuwden het uit, vanuit het diepst van hun hart. Ze waren dan ook met z’n zessen en nooit liepen ze alleen. Ze hadden een blik bier in de hand en één sleepte zelfs een heel traytje mee. Ze liepen vijf keer hetzelfde stukkie. Op en neer, op en neer. Hun lege blikjes parkeerden ze op de vensterbank. Hoe oud ze waren? Veertien? Vijftien? Amper uit de luiers zeg maar. En dan al zo. Hoe komt dat toch?
In de loop van de zomer groeiden de aantallen. Elke weekend leken het er meer te zijn, tientallen, honderden, duizenden, terwijl nog niet zo heel lang geleden, een paar maanden voor de zomer begon, het er allemaal heel anders uitzag. De straten waren leeg en de oudste buurt van Amsterdam toonde zich in al zijn pracht. Verstilde grachten met wonderlijk fleurige bloemenperken rond de bomen en voor de gevels. In de verte de St. Nicolaaskerk. Je kon de eenden horen kwaken en de meerkoetjes ruzie horen maken. De zwanen en hun jongen dobberden zachtjes door de gracht. Verstilde schoonheid.
Het is nu alweer totaal onvoorstelbaar. Zal het ooit nog zover komen dat we de eenden weer horen kwaken? Zal het ooit nog zo stil worden op de Wallen als in de winter van 2020? En zo mooi?
Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland. Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.