Wij wonen hier. Maar we hebben geen schijn van kans als we buiten komen. We worden overlopen. Ondertussen groeit de vuilnisbelt.

Het hele weekend heeft er een groeiende berg vuilnis voor de deur gelegen. “Ik leef achter de vuilnisbelt”, zeg ik wel vaker. Maar dit weekend was het verschrikkelijk. Altijd wordt het vuilnis opgehaald in Amsterdam. Heel luxe, twee keer per week. Met kerst, Pasen, Hemelvaartsdag, Pinksteren, Oudjaarsdag, Nieuwjaarsdag, het maakt niet uit. 364 dagen per jaar.

364? Ja, want er is één dag dat het vuilnis niet wordt opgehaald en dat is op Koningsdag. Of de dag erna. Wist ik dat? Nee. Lees ik niks, kijk ik nooit ergens naar? Nee. Maar ik wist het niet. En met mij heel veel buurtbewoners kennelijk. Dus zet vrijwel iedereen zijn vuilnis aan de straat. En dat blijft dan dagenlang liggen. En de berg groeit al meer en meer. De communicatie vanuit de gemeente is ronduit beroerd, dat kan niet anders. Ik lees altijd alles wat ze me sturen. Digitaal of via de brievenbus. Maar nogmaals: ik wist het niet. Hoe kan dat?

Al wekenlang word ik gemaand iets positiefs te schrijven over deze buurt. Dat is er ook wel. Er zijn een paar mooie winkeltjes bijgekomen. En, ja, het is inderdaad wat rustiger ‘s nachts nu de kroegen eerder op slot gaan en de dames “al” om drie uur moeten stoppen. Maar het is marginaal. Het is te laat. Het is te weinig. Het zet amper zoden aan de dijk.

Eikel!

Ik wil best iets aardigs schrijven, het is heus geen onwil. Maar hoe kan ik dat als ik moet vluchten door de stinksteeg van Amsterdam, de Paternostersteeg waar stront ligt en de pislucht niet te harden is, waar een matras ligt en bergen rotzooi, om aan de alles verpletterende massa’s te ontkomen. Als ik blijf word ik letterlijk omver gelopen. Niemand zet een stap opzij. Altijd moet ik om iedereen heen lopen. Nooit laat iemand me eens voorgaan als de stoep te smal is om elkaar te passeren. Altijd gaat de ander voor. Mensen lopen tegen me aan, turend op hun schermpje. Niet zij hoeven op te letten, jij moet dat doen eikel!

Immense groepen beuken over de stoep. De overlopers zijn met velen. Ze zijn met duizenden, tienduizenden. Alleen. Stellen. Groepen. Veertig, vijftig, zestig mensen die voortmarcheren alsof ze een gesloten eenheid vormen in het Napoleontische leger. Nietsontziend gaan ze hun weg, alles op hun pad verpletterend. Moet ik dan de deur uit? De buurt is bij tijden totaal onleefbaar. Ondertussen slapen die lui van Handhaving in hun busje op de Beursstraat. Politie? Ik zie ze amper. Zelfs diehard activisten en verbeteraars van de buurt verhuizen en geven er de brui aan. Met goede redenen. Ik voel me ontzettend in de steek gelaten. Nee, niet door de mensen die er vandoor gaan. Ik begrijp wel waarom ze de buurt de rug toekeren. Wel door de overheid. Wel door de gemeente die in deze buurt alles zo godsgruwelijk uit de hand heeft laten lopen. Al decennia lang. En nog steeds uit de hand laat lopen. Ondanks alle minimale verbeteringen.

Willem Oosterbeek, Wallenbewoner, doet in vijfhonderd woorden regelmatig verslag van het dagelijks leven vanuit de beroemdste buurt van Nederland.

Waardeer dit artikel!

Dit artikel las je gratis. Vond je het de moeite waard? Dan kun je jouw waardering laten zien door een kleine bijdrage te doen.

Mijn gekozen waardering € -