Geregeld hing ze aan de telefoon. Als haar iets niet beviel, maakte ze dat luid en duidelijk kenbaar. ‘Willem, moeten we daar niet iets tegen doen?’ Dan ging het bijvoorbeeld over de deelnemers aan pubcrawl die met enorm veel lawaai over het plein daverden. Of over een berg vuilnis die weer eens op het plein was gestort. Maar Suze Westerveld zal me nooit meer bellen. Afgelopen zaterdag verliet ze voor de laatste maal de kerk die haar zo aan het hart lag. Jarenlang bestierde ze met haar man Heymen die in 2009 overleed die kerk, de Oude Kerk.
In 1958 begonnen ze aan hun taak als koster en kosteres van dit oudste gebouw van Amsterdam en ze bleven actief tot 1985. De jaren dat ze het beheer over het godshuis hadden, gingen bepaald niet onopgemerkt voorbij. Ondanks het feit dat de restauratiewerkzaamheden al een paar jaar eerder waren gestart was de kerk in 1958 nog altijd een bouwval. Vierentwintig jaar lang werd er gebouwd, geboord, getimmerd en gemetseld. Nooit had het echtpaar dat ook nog eens vier kinderen opvoedde, rust. Altijd kwamen er wel mensen langs voor de restauratiewerkzaamheden, een concert, een tentoonstelling en natuurlijk de reguliere kerkdiensten.
In die jaren zat de kerk nog vol en met name dominee Smit was een geliefde voorganger. Hij trok er op zaterdagavonden, samen met de pastor van de Sint Nicolaaskerk op uit in de buurt en dat leverde hem klandizie op voor z’n preek – van de hoeren die hier werkten tot de kroegbazen.
Briesend
Suze en Heymen woonden vanzelfsprekend al die tijd in de kosterij die tegen de kerk aan ligt. Ook hun kinderen groeiden hier op. Tussen de dames die toen nog gewoon Blonde Mien, Wil de Paardekop en Magere Josje heetten en meestal boven hun peeskamertje woonden. De kinderen speelden op straat en de dames achter de ramen hielden een oogje in het zeil, vertelden de koster en kosteres ooit aan Ons Amsterdam. Af en toe deden de kinderen boodschappen voor de dames, maar daarvoor geld aannemen was uit den boze. Dat zou ze maar lui maken, want de dames gaven vaak met gulle hand.
Toen er een einde kwam aan hun kosterij-activiteiten moesten ze verhuizen, maar het plein konden ze niet achter zich laten. Ze vestigden zich in de nieuwbouw recht tegenover de ingang van de kerk. Konden ze alsnog een oogje in het zeil houden, zeiden ze altijd. Helaas kon Suze dat de laatste jaren niet meer in haar eentje en verhuisde ze naar een verzorgingstehuis.
Op het moment dat ze voor het laatst in haar geliefde kerk is, staat er naast de lijkwagen die voor de ingang is geparkeerd een groep toeristen van wel tachtig mensen te lachen om het verhaal van de gids. Ze hebben veel plezier en geen enkel respect voor de overledene die straks naar haar laatste rustplaats zal worden gebracht.
Suze zou me ongetwijfeld briesend van boosheid hebben gebeld als ze het had gezien. Ze is 89 geworden.