De Wallen worden altijd geassocieerd met seks, drugs en rock & roll. Dat is natuurlijk ook terecht, want het is een oord waar altijd mensen te vinden zijn en het vrijwel nooit stil is of het nu dag is of nacht.

Toch zijn er her en der, midden op de Wallen, plekjes te vinden waar je je in een andere wereld waant. Een van die plekjes is bijvoorbeeld de entree van het restaurant Blauw aan de Wal. Niet alleen ligt in een smalle steeg een restaurant van een allure die je niet direct verwacht op de Wallen, het ligt ook zo verscholen dat vrijwel iedereen die er geen weet van heeft er aan voorbijloopt.

Maar wie het poortje dat toegang verschaft tot de doodlopende steeg toch in het oog krijgt en er ook daadwerkelijk naar binnengaat, komt op een plek waar je binnen tien seconden in een compleet andere wereld bent terechtgekomen waar helemaal niets meer te horen is van het rumoer van de Wallen.

Zo zijn er meer stille plekjes. Bijvoorbeeld op de Oude Hoogstraat. Ook hier loopt een mens gemakkelijk aan voorbij. Toch ligt er tussen de Kloveniersburgwal en de Bethaniëndwarsstraat een prachtig pleintje. Het hek dat het pleintje afsluit is niet altijd open, maar doordeweeks maak je een goede kans om het pleintje te kunnen betreden. En het is niet zomaar een pleintje, nee, het is een plek met een roemruchte geschiedenis. Hier ligt namelijk het Oost-Indisch Huis, ooit het kantoor van een grote wereldwijd opererende onderneming, bekend onder de naam Vereenigde Oostindische Compagnie, de VOC.

Schobbejakken

In de begindagen van deze onderneming was het helemaal niet stil op het plein, maar juist een drukte van belang. Dit was in de 17e eeuw letterlijk het centrum van de wereld, van waaruit schepen werden uitgestuurd in alle richtingen van de aardbol. Dit is de plek waar duizenden avonturiers, schobbejakken, schooljongens, zwervers, verloren zielen en deugdzame huisvaders zich meldden om aan te monsteren op een VOC-schip. Alleen al in de achttiende eeuw waren dat er meer dan zeshonderdvijftigduizend. Van hen kwamen er nog geen driehonderdduizend terug.

Vooral bij aankomst en vertrek van een vloot richting Indië was er veel reuring. Nieuwe zeelui en soldaten moesten worden aangenomen. Er moest voedsel voor de lange reis naar Indië worden ingeslagen. Er was een slachthuis waar tweeduizend ossen per jaar werden “verwerkt”. Er waren pakhuizen vol spek, bonen, erwten en gort. Duizenden tonnen bier lagen hier opgeslagen, allemaal voor de maandenlange reis naar Batavia.

De zaal waar de Heeren XVII vergaderden, het bestuur van de VOC, was tot in de jaren negentig in gebruik als collegezaal van de Universiteit van Amsterdam. Sinds 1 oktober 1998 is het teruggebracht in de oude staat. Van het oorspronkelijke gebouw is verder weinig meer terug te vinden. Alleen de binnenplaats is nog onaangetast. En stil dus.

Zo zijn er meer stille plekjes te vinden op de Wallen. Een deel ervan ligt achter een afgesloten hek, dus dat is geen kunst. Waar die andere stille plekjes zijn? Misschien is het toch beter om dat niet te verklappen, anders lopen ze de kans in de toekomst geen stil plekje meer te zijn.