Sinds kort is onze buurt een gerenommeerde instelling rijker: het Meertens Instituut. Het instituut, dat onderzoek doet naar Nederlandse taal en cultuur, is gevestigd in het oude hoofdkantoor van politie op de Oudezijds Achterburgwal 185. In de brede entreehal staat het bureau van de man die er ooit mee begon: Piet Meertens. Het is een enorme kolos met veel laden en laatjes. Op het schrijfblad staat een typemachine met een dubbel toetsenbord. Het ene toetsenbord is voor een normale typemachine, het andere voor het fonologische alfabet, het alfabet waarbij het met name gaat om de klank van woorden.
Op het bureau staat op de oude bordjes van het instituut waar het in die dagen om ging: Centrale Commissie voor onderzoek van het Nederlandse Volkseigene. Dialectbureau. Volkskundebureau. Naamkundebureau. Behalve de naamkunde die geen onderdeel meer uitmaakt van het Meertens Instituut, is de rest nog wel van toepassing, vertelt Meertens-medewerkster Simone Wolff. Lachend voegt ze eraan toe: ‘Alleen noemen wij dat tegenwoordig toch beslist anders. Een term als volkseigene is vandaag de dag veel te besmet. Nu spreken we over het bestuderen en documenteren van de Nederlandse taal en cultuur waarbij alledaagse verschijnselen centraal staan.’
Met de studie van de Nederlandse taal en cultuur staat het instituut midden in het verhitte politieke debat dat tegenwoordig wordt gevoerd over zaken als nationale identiteit en aantasting van het eigen erfgoed. Medewerkster Irene Stengs: ‘Ja, daar hoort ook de discussie over Zwarte Piet bij. Voor de goede orde: die discussie is echt niet gisteren gestart zoals veel mensen denken, maar wordt al heel wat langer gevoerd.’
Het Bureau
Maar niet alle zaken die worden onderzocht op het Meertens Instituut hebben zo’n politieke lading. Stengs: ‘Een van de onderwerpen waar ik me mee heb beziggehouden bijvoorbeeld is het fenomeen André Hazes. Wie houdt er van zijn muziek en wat heeft Hazes betekent voor zijn fans?’
Geld krijgt de instelling van het ministerie van Onderwijs en van non-profit-organisaties. Er zijn geen banden met het bedrijfsleven. Bij elkaar werken er tussen de zestig en zeventig mensen, uiteenlopend van taalkundigen, historici, musicologen en antropologen. ‘Een echt interdisciplinaire club dus’, aldus Stengs.
De vraag in hoeverre het Meertens Instituut nog altijd word geassocieerd met Het Bureau van Voskuil is natuurlijk onvermijdelijk. De zevendelige romancyclus van de voormalige medewerker die bestaat uit zo’n vijfduizend pagina’s heeft het Meertens Instituut voor lange tijd op de kaart gezet. Het Bureau wordt wel de grootste roman van Europa genoemd.
In Het Bureau wordt minutieus de dagelijkse gang van zaken besproken op het Meertens Instituut. De hoofdpersonen, die regelmatig hun genoegen over allerlei dingen uitspreken met het legendarische woord “Mieters!”, zijn gebaseerd op echte medewerkers. Steng: ‘Niemand onder de veertig associeert Het Bureau nog met het Meertens Instituut. Voskuil werkte hier tot 1986. Het Bureau was zo’n groot succes omdat het heel scherp de kantoorcultuur blootlegde. Iedereen herkent dat en het bestaat zelfs op zo een op het oog onschuldig instelling als het Meertens Instituut.’