Het is heet op het plein. De lucht trilt bijna boven de kinderkopjes. Het begon dinsdag al en nu is het donderdag en is het nog heter. M’n deuren staan wagenwijd open. Een Spaanse klept maar door. Flarden muziek waaien de kamer binnen. Er lopen jonge mannen over het plein met een radio om hun pols of verstopt in hun rugzak. Eén van hen strijkt voor enige tijd neer op de boombank. Zijn we eindelijk verlost van die muziekmakers, krijgen we dit. Na een half uur krast hij op met z’n boem-boem herrie.
Tattoojongens en -meisjes zijn nu in volle glorie te aanschouwen. Alsof hun lijf her en der in de fik heeft gestaan. Zwarte en rode vlekken alom; op benen, armen, ruggen of in de nek. Eén heeft zelfs het complete metronetwerk van Londen op z’n rug laten etsen. Een ander heeft z’n gezicht veranderd in een ruïne waar nog her en der de ijzerresten uitsteken.
De Amerikaanse gids met de scherpe stem die hier drie keer per dag het plein opdraait, staat nu met een flesje Spa-blauw in z’n hand. Hij vertelt over het kinderopvangcentrum aan de andere kant van de kerk. Dat wordt gerund door prostituees, weet hij. Onzin natuurlijk, maar toeristen willen een leuk verhaal toch?
Iedereen op het plein lijkt op slippers te lopen. De korte broek is koning. T-shirts zijn heer en meester. Meisjes lopen met de naveltjes bloot. Zonnebrillen staan op de neus in plaats van op het voorhoofd.
Smelten
De boombank zit bomvol. Mensen hangen tegen elkaar aan en lurken constant uit flesjes en blikjes. Soms wordt er een hap gegeten. De vuilnisbakken puilen uit. Overal ligt glas, blik en plastic. De corpsballen die deze week voor het eerst in de stad zijn, hebben twee glazen bier in hun hand. Ze hebben zelfs hun jasje uitgetrokken, maar de stropdas blijft om. De corpsmeisjes in hun groene glitterbloesjes hebben ook ’twee bier twee’ in hun hand.
De boze buurman sluit al om kwart over twee ’s middags de luiken. Hij loopt op pantoffels, alsof het hartje winter is. Hij kijkt wat verdwaasd om zich heen, maar ziet kennelijk geen ongerechtigheden en verdwijnt weer naar binnen.
Pooierboy krabt aan z’n piemel. Jeuk. Elke dag komt hij hier een meisje afleveren en oppikken. Het afscheid en de begroeting is des pooiers: geen zoen. Niks. Zelfs geen zwaaiend gebaar met de hand. Zij stapt af en loopt de steeg in; hij rijdt weg zonder op- of om te kijken.
Ratelende rolkoffers kondigen nieuwe toeristen aan. Jassen zijn opgeborgen. De chocoladewinkel aan de overkant blijft dicht. Bij deze temperaturen is niemand geïnteresseerd in dit smeltend snoepgoed, zegt de eigenaresse, ook toeristen niet.
Op het terras in de schaduw zitten is geen straf. Mannen knopen hun bloes los en ontbloten hun buik. De lunchroom verkoopt geen bier. Islamiet. Gasten schuiven automatisch op richting The Old Church en Ziggy’s Bar waar de koele blonde wel wordt verkocht.
De dames achter het raam hebben de deur opengezet, maar dat brengt nauwelijks verkoeling in de enge stegen rond het plein. Af en toe hangt er een bordje: airco. Die deuren zijn dicht. Op sommige plekken in de stegen hangt een doordringende pislucht.
De spuitwagen die voorbij komt brengt heel even verkoeling. Het duurt maar kort voordat de kinderkopjes weer zijn opgedroogd. Het is heet op het plein.